Ringovengebouw
In 1957 en 1964 zijn loodsaanbouwen aan de achterzijde (westzijde) van het ringovengebouw opgetrokken. Opstallen op het voormalige bedrijfsterrein, waaronder een voormalige directeurswoning met achtergelegen kolenschuur en een langgerekte droogloods, vallen buiten de rijksbescherming. Het karakter van de grofkeramische nijverheid veranderde ingrijpend toen vanaf 1900 enkele nieuwe oventypen ontwikkeld werden. De ringoven was hier verreweg de meest prominente vertegenwoordiger van. Traditionele ovens waren alle periodiek gestookte ovens. Dat wil zeggen dat de oven steeds opnieuw moest worden aangestoken en na het bakken weer moest afkoelen. Dat kostte veel tijd, leverde relatief veel misbaksels op en bovendien ging daarbij veel warmte verloren. De introductie van de ringoven betekende een grote en opzienbarende verbetering op dit gebied. Met deze oven kon de steenproductie aanmerkelijk worden verhoogd, konden stenen van hogere kwaliteit worden gebakken, kon veel efficiënter dan tot dusver worden geproduceerd en kon een aanzienlijke besparing op de stookkosten worden bereikt.
Omschrijving.
Het bakstenen ringovengebouw beslaat een rechthoekige plattegrond en kent een basilicale opzet. In het overwegend in halfsteens verband opgetrokken middendeel bevindt zich de ringoven met bovengelegen stookzolder onder een met rode muldenpannen gedekt zadeldak. Inwendig een gordingenkap. De ondersteunende spantbenen en vollewand gebintbalken rusten op tegen de binnenzijde van de zolderborstwering geplaatste houten stijlen. Tussen de stijlen zorgen per gevelwand zes houten vensters voor de verlichting van de stookzolder. Aan weerszijden van het middendeel bevinden zich lagere bedrijfsruimten onder aankappende, eveneens met rode muldenpannen gedekte lessenaardaken, ondersteund door houten vakwerkspanten. Deze via houten entreepoorten toegankelijke ruimten zijn opgemetseld in kruisverband. Ze dienden vooral als tijdelijke op- en overslagplaats voor te bakken stenen of reeds afgebakken producten.
De herbouwde bakstenen schoorsteen bevindt zich even ten westen van het midden van het gebouw. Op een vierkante voet verheft zich een met ijzeren trekbanden versterkte hoge schoorsteenpijp met een lichte valling. De onlosmakelijk met de ringoven verbonden schoorsteen garandeerde een sterke trek, en daardoor een hoge baktemperatuur. Voor de productie van stenen moest de oven tot 1250 graden kunnen worden gestookt. De in het interieur gesitueerde ringoven beslaat een ellipsvormige plattegrond. Het betreft een kolengestookte ringoven met een capaciteit van maximaal 15.000 stenen. Het hart van de oven wordt gevormd door het hoofdrookkanaal, dat in verbinding staat met diverse kleine afvoerkanalen en direct aangesloten is op de schoorsteen. Daaromheen loopt de ring; een ovaalvormige, drie meter brede ovenschacht met tongewelf. De ring en afvoerkanalen zijn gemetseld van vuurvaste stenen. In de ring zijn deze stenen door de hitte nagenoeg verglaasd. Het metselwerk van de terugwijkende buitenmuren bestaat eveneens uit baksteen. Het binnenwerk van de dikke ovenmuren bestaat uit 'koëten': stukken en brokken steen, verwerkt met leem. De ring is toegankelijk via zestien boogvormig afgesloten, genummerde inrijpoorten. Elke inrijpoort geeft toegang tot een zogenoemde kamer. Bedrijfsorganisatorisch werd de ring opgedeeld in zestien kamers, aan de lange zijden elk vier meter lang en drie meter breed. Ze werden tijdens het bakproces van elkaar gescheiden door lemen papierwanden. Wanneer een kamer volgestapeld was met groenlingen, werd de inrijpoort tijdelijk dichtgemetseld. Was het vuur in de oven eenmaal aangemaakt, dan bleef het het hele seizoen branden. De stookzone verplaatste zich daarbij van kamer tot kamer door de schacht en liep in een seizoen diverse malen rond. In de ringoven werkten twee ploegen. De inzetters werkten voor het vuur uit en stapelden steeds een volgend gedeelte van de schacht vol met vormelingen. De uithalers werkten achter het vuur aan en haalden steeds een volgend gedeelte van de schacht leeg. Op deze manier ontstond een continu bakproces. De lucht die voor het bakken nodig was, werd aangezogen door dat gedeelte van de schacht waar de producten stonden die reeds afgebakken waren, en kon zich daaraan opwarmen. De verbrandingsgassen die bij het bakken vrijkwamen, werden met behulp van de schoorsteen naar buiten getrokken. Maar voor zij de schoorsteen bereikten, werden ze door dat gedeelte van de schacht getrokken waar de nog te bakken vormelingen stonden opgestapeld, die daardoor werden voorverwarmd.
Het verbrandingsproces werd gereguleerd vanaf de boven de ring gelegen stookzolder. Van hieraf stortte de stoker via stookgaten kolen tussen de opgestapelde groenlingen. Bovendien kon de stoker met schuiven en klokken de trek in de afzonderlijke kamers regelen. Op de stookzolder, in verband met de aan- en afvoer van kolen voorzien van een stevige bakstenen vloer, zijn diverse restanten van klokken en stookpotten bewaard gebleven.
Waardering.
Het ringovengebouw, bestaande uit ringoven, ombouw en schoorsteen, is van algemeen belang. Het object heeft grote cultuurhistorische waarden. Het is van belang als bijzondere uitdrukking van de sociaal-economische ontwikkelingen in de Noord-Limburgse steenindustrie in het begin van de twintigste eeuw. Als essentieel onderdeel van een grotere industriële steenfabriek, waar het voormalige kapitaalextensieve en zeer arbeidsintensieve karakter heeft plaatsgemaakt voor een kapitaalintensieve en minder arbeidsintensieve onderneming, is het object tevens van belang voor de typologische ontwikkeling van steenfabrieken. Hierbij illustreert de ringoven een innovatieve fase in de bedrijfsontwikkeling. Het object heeft architectuurhistorische en industrieel-archeologische waarden. De ringoven kan van belang worden geacht voor de geschiedenis van de bouw- en oventechniek.
Het object bezit ensemblewaarden vanwege de nog steeds afleesbare historisch-ruimtelijke samenhang met diverse andere onderdelen van de voormalige 'N.V. Heldensche Steenfabriek'. Daarnaast bezit het object ensemblewaarden vanwege de stedenbouwkundige situering aan de rand van de dorpskom aan het open veld, eertijds zeer karakteristiek voor de grofkeramische industrie. Verder vormt het ringovengebouw met markant schoorsteensilhouet een beeldbepalend onderdeel van de historische bebouwing aan de Ringovenstraat en bepaalt als zodanig mede het aanzien en karakter van de wijk. Het object vertegenwoordigt een grote zeldzaamheidswaarde. Van de binnen de Limburgse grofkeramische industrie eens zo talrijk toegepaste ringovens is voorliggend object het enige overgebleven exemplaar in Noord-Limburg.